Reacties die ik krijg op mijn thesisthema verschillen immer van elkaar, maar de meesten vallen toch het best samen te catalogiseren onder de noemer oprecht verbaasde interesse, gevolgd door een soort van welgemeende you go, buddy! Als mensen daarna vragen of ik er zin in heb, hoef ik zelfs niet eens te liegen om "Eigenlijk wel, ja!" te kunnen antwoorden. Wat er ook van zei, ik heb een boeiend thema dat zowel mezelf als m'n promotor kan boeien. "Participatie en toegankelijkheid van het schaken voor personen met een beperking en/of label", dat is een soort van voorlopige werktitel van mijn thesis. Een vrij onontgonnen onderwerp, voor zover ik heb kunnen nagaan. Zo onontgonnen dat het exploratief onderzoek zal worden.
Het onderwerp is er natuurlijk niet zomaar gekomen... Drie brede thema's tot nu toe die een niet onbelangrijke rol in mijn jonge leven hebben gespeeld komen er mooi in samen. Ten eerste is er de meest logische link: het schaken. Als jongeling in het derde leerjaar begonnen met schaken op een Roefeldag in Brugge. Ik had hierop ingetekend na een filmnamiddagje
"Lang Leve de Koningin", een schitterende film die het verhaal vertelt van een jong meisje dat op een spelende manier leert schaken in een fantasiewereld.
|
Lang Leve de Koningin |
Een goede verstaander begrijpt: een hobby was geboren. Sindsdien uiteraard altijd trouw gebleven aan de club waarin ik heb leren schaken: de
Koninklijke Brugse Schaakkring (KBSK). Sinds de universitaire studies is het schaken op een wat lager pitje komen te staan, al ben ik nog wel blijven lesgeven en nationale clubcompetitie spelen (ook bij onze noorderburen uiteindelijk:
Het Witte Paard te Sas van Gent). Het schaken dus als eerste invalshoek op mijn thesisonderwerp.
Een tweede, ook vrij logische, link: die vanuit de opleiding. Na humane wetenschappen te hebben gedaan in het middelbaar, het er toch maar op gewaagd om het te proberen aan den Unief. Het werden Pedagogische Wetenschappen, waar ik vrij snel wist dat ik juist zat én wat ik als afstudeerrichting zou kiezen in derde bachelor. Dat werd orthopedagogiek. Dit gebied interesseerde me intrinsiek het meeste binnen de pedagogische discussie. Vele waarden en uitgangspunten binnen de orthopedagogiek interesseren me erg. Het ganse inclusiedenken in het bijzonder. En inderdaad, de link met het schaken was voor mij vrij logisch. Een al bij al toeganklijke bezigheid die een bijzonder heterogeen publiek aantrekt. Inclusie? Inclusie! Dat smeekt om onderzoek, mijnheer...
|
Logo Universiteit Gent |
Een derde, misschien op het eerste zich minder logische, maar daarom niet minder belangrijke, link: mijn jeugdwerklink. Ik ben sinds mijn 16de vrijwilliger op wat misschien wel de mooiste plaats ter wereld is:
kinderboerderij Diggie te midden de Vlaamse Ardennen. Grosso modo begeleiden we daar kampen voor kinderen die zich voor een boerderijkamp kunnen inschrijven. Er is een vrij uitgebreide vrijwilligerswerking, waarmee we ongeveer maandelijks een fantastisch weekend beleven (vorming, werken, jaarlijkse Diggiefeest ...).
|
Drie medemonitoren op het "Waar is Wally?"-kamp tijdens de zomer van 2011. |
Vrij kort door de bocht beschreven, maar het gaat vooral om het inclusieverhaal dat er meen ik geschreven wordt in het jeugdwerk. Dankzij studiedagen, vormingen en jeugdraden krijg ik een breder zicht op dit plaatje, en ik denk dat ze daar bezig zijn met het schrijven van een erg mooi verhaal. Men zet veel in op diversiteit, inclusie en participatie. Het is een verhaal dat leeft, maar laat ons niet blind zijn: er is nog veel werk voor de boeg. Als ik dit zie, dan vraag ik mij toch af: "En hoe zit dat bij het schaken?"
Is dit alles dan toch de kroniek van een aangekondigd thesisonderwerp? Toen ik als bijna 9-jarige uk in de cinema met het gezin aan het kijken was naar de film "Lang leve de Koningin", ging de bal aan het rollen. Dat de bal misschien wel harder rolt dan ooit, bewijst de gehoorde vraag "En waarom doedegij da?" dan wel niet, het antwoord erop daarentegen...